Bewegingen in de geest

De bladeren kraken onder mijn voeten, de zon glinstert in het water. Ik loop over een pad in het bos. Het is er rustig en stil, alles “is”, alles is “nu”. De boomtoppen zwaaien van links naar rechts door de zachte bries. Zij “zijn” gewoon. Maar ik niet. Ik ben niet daar. Ik ben overal, behalve hier, op het pad, in het bos. Ik kijk wel, maar niet echt. De schoonheid ontgaat me. Mijn geest beweegt, ik vergeet te ruiken, te luisteren, te kijken, te zijn. Ik denk. Een afgescheidenheid speelt zich af in mijn geest. Het stille punt dat er altijd is, is onbereikbaar. Gedachtes nemen deze ruimte in beslag en vullen zich met oordelen, overtuigingen, “gedoetjes”. Maar dan … dan zie ik het. Ik word bewust. Bewust van het feit dat ik afdwaal en dat ik niet “hier” ben. Ik merk hoe onrustig mijn lichaam is, gespannen, alert. En ik zie dat al die gedachtes die van links naar rechts door mijn hoofd vliegen niets met het nu te maken hebben. Het gaat over gisteren, morgen of ooit. Op het moment dat ik het zie ben ik teleurgesteld. “Waarom maak ik me altijd zo druk, wat doe ik mezelf aan”. Maar dan zie ik dat ik weer ben afgedwaald. Want ook dit is een oordeel. Een strenge, veeleisende stem in mij die altijd iets vindt of me iets oplegt. Weer word ik daar bewust van. Ik kijk naar die gedachte en doe verder niets.

Ik zie een bankje. Waterkant. Hoge bomen, de glinstering van de zon, die zie ik nu heel duidelijk. Ik probeer het beeld niet “vast te pakken”. Kijken. Zonder oordeel. Langzaam ontspan ik stuk voor stuk mijn lichaam. Niet te snel. Mijn lichaam moet vertrouwd raken met de plek. Ik adem langzaam door mijn buik. En weer langzaam uit. Ik loop mijn lijf langs of er nog spanning is. Ik durf mijn ogen te sluiten en adem door op dit tempo, steeds meer loslaten. Ik luister …. Ik voel …. Ik ruik ….Mijn lichaam geeft signalen, pijntjes, onrust, opkomende spanning. Ik neig er aandacht aan te geven, maar dan word ik weer bewust. Alles is goed. Alles mag zijn zoals het is. Dat pijntje mag er zijn en ook die spanning hoeft niet weg. Langzaam ebt het ego weg en wordt het stil, ook al hoor ik geluiden. Gedachtes die zich aandienen zie ik, maar ik hoef er geen aandacht aan te besteden. Het is het ego dat terugkrabbelt en aandacht wil. Maar alles wat het ego wil heeft niets te maken met het moment dat nu plaatsvindt. Nu is alles goed. Nu is niets nodig, geen actie, geen oordeel, geen oplossing, geen controle.

Ik hoor voetstappen op het pad. Direct bemoeit mijn ego zich met de stilte. “Wie is dat, komt deze persoon dichterbij, wat zal deze vinden van mijn aanwezigheid, zo met mijn ogen dicht, deze zal mij wel raar vinden”. Ik ga terug naar de stilte, met behulp van concentratie op mijn adem, rustig in … rustig uit ….

“Mag ik naast je komen zitten?” vraagt een vrouwenstem. Ik schrik, allerlei gedachten trekken mij uit de stilte. Ik zie dat deze gedachtes oordelen en aannames zijn. Ik ontspan gelijk mijn lichaam weer en zeg “Uiteraard”. Ik sluit mijn ogen. De vrouw neemt plaats. Ik hoor de handelingen die zij verricht, het installeren van haar op de bank, het openen van haar tas en ik merk op dat zij een boek pakt. Ik luister hoe zij de bladzijdes omslaat. Ik kijk met ogen dicht, ik observeer. Er komen gedachtes naar boven die te maken hebben met controle houden, er iets van vinden, aannames. Maar ik blijf in stilte, laat de gedachtes voor wat ze zijn.

We zitten samen op de bank. Samen in het Nu. Zij wordt onderdeel van mijn Nu en de stilte. Ik adem in … en langzaam uit. Mijn oogleden worden zacht. Ik hoor dat zij weer een bladzijde omslaat. Het voelt zo vertrouwd ineens. We zijn verbonden. De vrouw en ik in stilte. Zonder praten, zonder aanraken, zonder iets vinden. Zo zitten we samen. Het wordt steeds stiller in mijn hoofd. Soms ben ik haar “kwijt”. Ben ik me niet meer bewust van haar aanwezigheid, ze is er gewoon. Onderdeel van het geheel. Zonder gedachtes en oordelen.

Ik open mijn ogen en kijk. Ik voel nog even na. Probeer de stilte vast te houden als ik opsta, de vrouw aankijk en haar gedag groet. Ze lacht en ik voel een enorme verbintenis. Ik voel dat zij het ook voelt. Ik lach terug en loop het bospad op. Het ego achter me aan hobbelend die me wil vertellen wat hij van de situatie vond. “Moeten we dit niet even evalueren?”. Ik loop door en lach, omdat ik door heb hoe het werkt. Vijftig meter verder ben ik alweer mijn boodschappenlijstje in mijn hoofd aan het doornemen …
Als we maar “bewust blijven kijken” en ons herinneren, dan mag het er allemaal zijn.

(Irene, Amsterdamse Bos)